23 augustus 2023 | Kunst & Cultuur

Jonah Falke: ‘Een kamer met een raam’

Het nieuwe culturele seizoen staat op het punt van beginnen. Wij vroegen schrijver Jonah Falke om een essay te schrijven over de vraag of het zinvol is om kunst voor iedereen toegankelijk te maken. "Ieder mens, de een meer dan de ander, wil zich kunnen verliezen zonder verloren te raken."

De geleerden zijn er nog niet over uit. Een kat springt uit het niets en landt elegant, in totale stilstand, op een richeltje. Terwijl de balletdanser die eindeloos oefent, valt en opstaat – en uiteindelijk in een tutu over een podium rent en springt – een aansteller wordt genoemd nog voor er in perfecte stilstand wordt geland.

In het essay Wat is kunst? (uit 1897) schreef Lev Tolstoj over moderne kunst: ‘Het is leeg vermaak voor lege mensen.’ En vermeldt hij – zoals velen dat met hem eens zijn – dat kunstenaars ‘luxe leventjes’ kunnen leiden dankzij de werkende mensen. Kortom: kunstenaars zijn uiteindelijk niet meer dan subsidieslurpers die last hebben van aanstelleritis en een baan moeten zoeken.

Tot zover de platitudes. Anouk Kootstra vertelt in haar prijswinnende essay Een jas die past hoe ze opgroeide in een ‘anti-elitair’ milieu. Ze schijft dat klasse het meest zichtbaar is in eten ‘maar het meest volhardend in kunst.’ Al studerend beklom ze de maatschappelijke ladder en kwam ze bij mensen thuis in aanraking met courgettes, Parmezaanse kaas en andere haar voorheen onbekende etenswaren en ontmoette ze mensen die zich anders kleden, lopen en praten (zij sprak lange tijd met een Twents accent). En uiteraard: kunst. Over kunst zei haar moeder: ‘Als ik naar zo’n schilderij kijk, dan denk ik ook: wat móet ik hier in godsnaam mee?’ Kootstra schrijft: ‘Natuurlijk, musea doen hun best om een breed publiek aan te spreken, gezelschappen worden beloond met subsidie als ze niet alleen de gebruikelijke liefhebber naar hun voorstelling weten te trekken. Toch voel je het wanneer je een museum binnenstapt: dit is niet voor iedereen.’

De drempels van musea, theaters en schouwburgen zijn onzichtbaar, maar hoog. De sfeer is sacraal, de stemmen gedempt, men kijkt peizend naar schilderijen en installaties en bladert nog aandachtiger in uitlegboekjes. Op jazzpodia wordt soms atonale muziek gespeeld waarbij het verbazingwekkend is dat de blaasinstrumenten niet à la minute imploderen. Of neem de galeriehouder of boekhandelaar die je aankijkt of je de boel komt leegroven. Deze plekken zijn voortvloeisels van de hoogste vormen van beschaving, maar opmerkelijk ook vaak werelden waar algehele onbegrijpelijkheid en humorloosheid heerst. Wie deze ongeschreven regels ontgaat, is opgegroeid of gewend aan deze klanken en kleuren, zal zich niet hoeven verbazen en weet dat onbegrijpelijkheid geen probleem is, soms zelfs het doel, en dat het met die humorloosheid dikwijls meevalt.

De tekst gaat verder onder de afbeelding.

Namens haar ouders vraagt Kootstra zich legitiem af: ‘Als kunst niet voor ons soort mensen is, wat zegt dat dan over ons?’ Er wordt op alle terreinen naarstig naar inclusiviteit gezocht in de culturele wereld, maar dit fundamentele klassenverschil lijkt vaak vergeten te worden. Met als resultaat dat de kunst inclusief wordt, maar het publiek niet.

De nobele – soms noodzakelijke – liberale debatten of strijdkreten over het belang van ‘kunst voor iedereen’ worden nooit met fakkels in de hand op straat of in buurthuizen uitgedragen, maar in lange essays in kunstkaternen en boeken bepleit. Ze schijnen zichzelf vroegtijdig onschadelijk te maken want in het woord ‘essay’ uit zich reeds het hedendaagse ‘probleem’ dat kunst elitair zou zijn. De CPNB wil af van het woord ‘essay’ omdat het te elitair zou klinken en het mensen afschrikt om verder te lezen.

Zinloos 

Anderzijds: waarom zou iedereen moeten genieten van zogeheten hoge kunst? Leven in vrijheid betekent ook het recht op onverschilligheid. Het lijkt me potsierlijk en naïef als het streven is dat het voor iedereen waardevol moet zijn. Zoals je anderen ook niet dwingt om van Formule 1, carnaval, schlagers of linedance te houden.

Los van de eeuwige bezwaren tegen subsidie – al is het gewoon een grondrecht dat de overheid voorwaarden schept voor maatschappelijke en culturele ontplooiing, en voor vrijetijdsbesteding (Artikel 22) – is een groter probleem de onbegrijpelijkheid van de kunstanalyses: in gezwollen taal wordt een intellectueel rookgordijn opgetrokken, voorkennis is een vereiste, en dat schrikt af – maakt het exclusief.

Ook zijn er in dergelijke essays vaak morele praatjes te lezen dat het tot je nemen van kunst je een meer empatisch mens maakt. Ik waag dat te betwijfelen. Voor de Volkskrant onderzocht ik het fenomeen dat empathie onder geneeskunde studenten afneemt. Zodra ze na jaren studeren aan het bed staan van een patiënt, zijn ze minder empatisch dan toen ze begonnen met studeren. Ze zien alleen een ziekte – als een formule – en niet, of minder, dat er ook een mens in bed ligt. Een gebroken arm vereist gips, spalk en een mitella, maar ook het begrip dat iemand niet kan werken. De studenten moesten romans lezen om de empathie aan te wakkeren. Geen enkele student geloofde nadien dat romans hen meer empatisch maakten. Toch was de bedenker van de minor – hoogleraar en huisarts Remco Haringhuizen – niet teleurgesteld. Hij zei dat empathie wellicht op latere leeftijd kan komen. ‘Ik zie vaak patiënten die me aan romanpersonages doen denken. De kern van deze minor is willen weten wat een ziekte met iemands leven doet. Daar helpt een roman bij.’ Met de nadruk op ‘helpt’.

Zoals de studenten geneeskunde patiënten als formules zagen, zo lijkt de kunst in de samenleving ook verworden tot een zaak van winst en verlies, optimalisatie en efficiëntie. Het moet een doel dienen, anders is het zinloos en overbodig. Dat wat niet te meten is, heeft geen waarde. Maar in deze (kunst)wereld is er ook ruimte voor het zinloze. Filosoof Awee Prins zei eens: ‘Meten is de wereld vergeten.’ Je stopt je te verbazen of na te denken. Auteur Maartje Wortel opperde: ‘Als je op je intuïtie durft af te gaan, durf je ook toe te geven dat er maar weinig op de wereld echt te begrijpen valt.’

De tekst gaat verder onder de afbeelding.

Spring Awakening (OpusOne). Foto: Neeltje Knaap.

Ontsnapping

Het doel en de functie van kunst is wellicht samen te vatten als: hoe verhoud je je als mens tot de wereld? Misschien is het herwaarderen van intuïtie daarom belangrijk. Ook zou ik willen beweren dat zonder de bron van datgene wat ‘de werkelijkheid’ wordt genoemd, het gewone dagelijks leven, de kunst niet eens zou kunnen of moeten bestaan. De plekken waar het geconsumeerd wordt mogen dan wat elitair lijken, de bron, de maker en zijn onderwerpen zijn het dikwijls niet.

De gemiddelde roman, film, theatervoorstelling of fotografie diept het dagelijks leven uit. Dat wat normaal is wordt belicht, in een ander daglicht gezet. De vraag is: heeft iemand zin in het (her)beleven van dat dagelijkse leven op canvas of in films, theater? Waarom zou je dat willen? En is het misschien juist daarom dat het als hobby van de elite wordt beschouwd? Dat moderne kunst is verworden tot cryptisch vermaak voor verveelde intellectuelen, zoals Tolstoj zei, die daaraan toevoegde dat toen de religiositeit uit de kunst verdween, de kunst op een dwaalspoor kwam.

De religiositeit mag dan verdwenen zijn, maar de zucht naar verheffing en de zin om te ontsnappen aan de eigen realiteit is gebleven. In een seculiere, liberale, samenleving komt dat neer op: jezelf vergeten. Ieder mens, de een meer dan de ander, wil zich kunnen verliezen zonder verloren te raken.

Voor sommigen kan dat ontsnappen uit de realiteit door in een bioscoop of theater de levens van anderen te bekijken en tot de conclusie te komen dat het eigen leven nog niet zo erg is. Of door iets te lezen dat herkenbaar is, waarin het wél een keer goed afloopt. Of iets onbegrijpelijks, onaangenaams, aanschouwen omdat het leven nou eenmaal – en uiteindelijk – onbegrijpelijk en onrechtvaardig is.

Kootstra besluit haar essay dat het consumeren van kunst meer dan een hobby is, want het geeft hoop en verlichting. Kunst is een kamer met een raam. Hoop en verlichting ruiken naar religie. In elitaire kringen is hoop snel verdacht en wordt er stevig gefronst. Maar waarom zou je de hoop van een ander willen afpakken, misgunnen? Ieder zijn eigen vlucht.

Mysterie

De sleutel in het minder elitair maken van kunst ligt in het vroeg en ongedwongen aanreiken ervan. In (buitenlandse) musea zie je vaak groepen kinderen omhoog kijken naar een schilderij, uitleg krijgen, en vervolgens wordt ze gevraagd wat ze zien. Sommigen kunnen hun sensibiliteit nauwelijks bedwingen om het kunstwerk aan te raken. De antwoorden die ze geven zijn doorgaans verkwikkender dan de gemiddelde kunstanalyse. Bij muziek is deze onbevangenheid makkelijker. De analyse is sneller overbodig want het is, zoals het is.

Vaak worden de vermeende woorden van Winston Churchill aangehaald toen hem gevraagd werd de kunstfinanciering te verminderen om de oorlog te kunnen bekostigen: ‘Waar vechten we dan voor?’ Maar dit heeft hij niet gezegd. Zijn antwoord luidde: ‘De kunsten zijn essentieel voor elk volledig nationaal leven. De staat is het aan zichzelf verplicht ze te ondersteunen en aan te moedigen.’ Hij refereerde aan een oud gezegde dat de kunst je het dichtst bij de engelen en het verst van de dieren brengt. De schilder die met penseel en klodders verf zijn boodschap niet alleen uitdraagt ‘​​aan allen die op de wereld leven, maar over honderden jaren na ons geboren generaties. Het verlicht het pad en verbindt de gedachten van de ene generatie met de andere, en op het gebied van prijs houdt de kunst zich qua intrinsieke waarde staande met een goudstaaf.’ We bevinden ons kennelijk in de aanwezigheid van een mysterie dat doordringt tot de diepste fundamenten van het menselijk genie en van de menselijke glorie. Het gaat slecht met naties die er niet in slagen de kunsten met eerbied en vreugde te begroeten, aldus Churchill.

Ook al zal er ooit een bom vallen, dan begint het scheppen van kunst onherroepelijk opnieuw. De artistieke veerkracht van de mens is groot. Eens in de zoveel jaar staan er mensen op die zonder opleiding of achtergrond precies weten wat ze willen, moeten en kunnen in dit leven, zoals de kat die onverklaarbaar en uit het niets op een richeltje springt. In de juiste omstandigheden kan zo iemand floreren en in totale stilstand landen. En heel misschien zal diegene ooit, zoals Vincent van Gogh er eens van droomde, met zijn kunstwerk op het koekblik van de buurman belanden. Zijn droom lijkt inmiddels uitgekomen: vrijwel iedereen kan zich met zijn kunst identificeren.

Jonah Falke (1991) is schrijver, beeldend kunstenaar en muzikant. In 2022 won hij de Mercur Reportage van het Jaar voor een publicatie over ongedocumenteerden in Vrij Nederland.

Vincent van Gogh, De roze boomgaard, 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).